Lutherse sporen in Leeuwarden II

Eerste lutherse predikant Elias Pomian Pesarovius (1645-1709) in de nieuw herbouwde kerk van 1681.


Pesarovius, geboren  in 1645 te  Sint Nicolaï een kleine stad in Rusland, werd beroepen tot predikant in Sint Anna nabij Danzig, met een  toentertijd overwegend Duitstalige lutherse bevolking.  Voor dat beroep bedankte hij echter. Pesarovius werd in 1674 veldprediker bij een regiment onder bevel van de Prins van Oranje te Brussel. In 1678 leidde hij godsdienstoefeningen te Naarden en in 1679 werd de in Lubeck ingezegende Pesarovius  beroepen te Leeuwarden als opvolger van de in 1678 vertrokken Johannes van Ceulen. De gemeente telde toen zo’n 400 leden. 
 Onder zijn ambtsbediening verkregen de Luthersen vrijheid van godsdienstoefening en in 1681 een eigen kerk, geschonken door jonkheer Andreas Möller. Naar aanleiding van geschillen met gemeenteleden over o.a. geloofkwesties werd hij door de Synodale vergadering van 1687 voor 6 maanden geschorst. Hij trok zich hier niets van aan, waarop hij in 1691 werd afgezet. Pesarovius, die stamde uit een geslacht van theologen, was een krachtige persoonlijkheid, die de tijd gekomen achtte om zich wat openlijker te manifesteren. Pesarovius had zich echter in de lutherse gemeente van Leeuwarden onmogelijk gemaakt. Hij gedroeg zich alsof hij als predikant boven de wet stond, was nalatig in zijn plichten, gaf openlijk blijk van zijn minachting voor de vaak eenvoudige kerkenraadsleden en bedreigde zijn gemeenteleden met hellestraffen, waartoe hij beweerde krachtens zijn ambt bevoegd te zijn, zelfs voor het onder de preek in slaap vallen. Bovendien gaf hij gereformeerden aanstoot door openlijk te leren dat mensen alleen in de lutherse kerk zalig konden worden. Onzedelijkheid met zijn dienstmeisje was de druppel die de emmer deed overlopen.
De classicale commissie, waarvan ene Lodewijk Dögen predikant te Monnickendam deel uitmaakte, moest het voornoemde Synodale besluit uit 1687  bij Pesarovius en de lutherse Leeuwarder gemeente overbrengen.
 Pesarovius slaagde er echter in de lutherse garnizoenssoldaten te mobiliseren, die onder groot rumoer hun ongenoegen kenbaar maakten tijdens deze kerkdienst waarin de classicale afgevaardigden onder leiding van Lodewijk Dögen tuchtmaatregelen tegen Pesarovius afkondigden. Gemeente en afgevaardigden vreesden dat de opspraak waarin de gemeente geraakt was aanleiding zou kunnen zijn voor het intrekken van de verleende godsdienst vrijheid. De Friese erfstadhouder Hendrik Casimir, Prins van Nassau-Dietz (1657-1696) stond echter pal achter Lodewijk Dögen. Twee jaar later zou de  Friese stadhouder nogmaals zijn gunst jegens de lutherse gemeente doen blijken. In 1691 werd de schorsing omgezet in ontheffing uit het ambt. De Friese stadhouder beloofde de classicale afvaardiging onmiddellijke steun voor het geval Pesarovius zich zou verzetten en liet uit eigen beweging alvast een militaire macht (!) bij de kerk posteren  om onlusten als twee jaar eerder te voorkomen.
De lutherse gemeente van Purmerend, die in 1690 vrijheid van godsdienstoefening had verkregen en zich aan de besluiten van de Synodale vergadering van 1687 niet stoorde, beriep hem in 1692 als haar leraar tot zijn overlijden in 1709.
Wim Maurer
 
terug